Moos en Saar liggen in bed. Moos ligt te woelen en kan de slaap niet vatten. Diep in de nacht is Saar het zat en na veel gevraag komt de aap uit de mouw: Sam, de buurman aan de overkant, krijgt nog 500 euro van Moos. En die moet hij morgen betalen, ‘maar ik heb ze niet’. Oh, is dat je probleem, zegt Saar, terwijl ze uit bed stapt en het raam openschuift. Ze roept Sam aan de overkant wakker en schreeuwt of het klopt dat hij, Sam, nog geld krijgt van Moos. Ja, reageert Sam, morgen moet hij me betalen, vijf meier. Dan is dan pech, roept Saar, want die heeft-ie niet – en ze doet het raam dicht en kruipt weer in bed. Zo, zegt ze tegen Moos, jij kunt gaan slapen want nu is het zijn probleem.
Na de eerste weken van de pandemie, die toen nog geen pandemie heette, merkte Van Alebeek dat hij het nieuws begon te negeren. Ieder nieuws-bericht hield op een of andere manier verband met Corona/Covid. Los daarvan leek er niets te gebeuren. Na verloop van tijd werd het Van Alebeek duidelijk dat het verloop van de tijd bezig was te stollen tot een tijdperk, een tijdperk dat van zichzelf weet, of hoopt, dat het een tijdperk is. Een epoche. Hij begon weer kranten te lezen. Er bleek een formidabele stroom van bizarre meningen en berichten op gang te zijn gekomen, als modder na een dambreuk op weg naar het laagste punt. Sommige daarvan haakten zich in hem vast, bleven hinderlijk rondzingen in zijn hoofd. Je kan je van dat soort oorwurmen alleen bevrijden door ze eerst te visualiseren en vervolgens je reflecties daarover, in de vorm van cognitieve contramelodieën, kort en bondig te beschrijven. En dat deed hij, dat moest hij, vijf maanden lang, schrijvend over Sebald en de Baltische zee, punk en dode nertsen, de tekstschrijver van de koning en de ‘Ndrangheta, over krimpstad H. en slechte adem. Over zijn leven in Berlijn en zijn vroegere levens in Italië en Amsterdam. Over voetbal.
Rinus van Alebeek was in de jaren 1990 als schrijver, onderzoeker en redacteur onderdeel van literair experiment en pseudoniem Philip Markus, waarvan twee boeken verschenen bij Nijgh & Van Ditmar. De weg naar Oude God werd onderscheiden met de Geertjan Lubberhuizen-prijs voor het beste prozadebuut van 1991. Het Verlossende Woord belandde op de long-list van de AKO-prijs. In de eenentwintigste eeuw houdt hij zich voornamelijk bezig met geluidskunst en geniet hij enige bekendheid om zijn werk met de compactcassette.
Rinus van Alebeek woont in Berlijn.